HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. I 73 De Zalen. De vertrekken, bij den Graaf en de Gravin in gemeenschap pelijk gebruik, waren de drie zalen, zijnde de oude sale (C), de grote sale (B), meest kortweg de saai genoemd en de nuwe sale (H). De oude sale was de zaal uit den stichtingstijd van het kasteel door Willem IIde groote sale was de feest zaal door zijn zoon Floris V op het laatst der XlIIde eeuw daaraan toegevoegd en de nieuwe sale, dagteekende uit den tijd van Graaf Willem V. ghezinde, bestond uituit mins heren van Oestervant earner, mire vrouwe van Oestervant earner, mire vrouwe oratoer, mire vrouwe tredsoer onder hare earner gelegen, mire vrouwe taelgerije met ghanc en coken, enz. Er was een eigen poorte met wineket tot dit kwartier, waarvan vier vertrekken van haarden voorzien waren, terwijl bij ’s Graven stalgebouwen beiden hun eigen stal hadden. Voorts spreken de rekeningen van betsteden, tafelen en scraghen voor deze vertrekken, die mede ghe- pavijet waren. In mins heren earner met tappijten behangen, was een wintweer, en voorts een portael met trappe naar den zolre (waarschijnlijkis daarmede eene tusschenverdiepingbedoeld) daerin werd een tzeedze en een scapperade gemaakt, alsmede een „glint” over en een „glinde” in die kamer, terwijl voor mire vrouwe earner de rekeningen posten bevatten, voor3 kaers-pannen, 2 coffer, een scadebort, een seriën, een ijseren vierpanne dat vier mede te dreghen in die earner, en een snoer, daer die crone mit wassen kaersen an hinc”. Tevens behoorde bij dit kwartier nog een eigen hof of tuin met proeijgnel, misschien was het voor dezen tuin, dat men bij herhaling posten vindt „van assche die men besighen sel tot mire vrouwen behoef van Oestervant.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 187