HET GRAFELIJK LEVEN IN DIEHAGHE, IN DE XIVDE EEUW. I 79
stanche en ook
platiel-scotelen en drincpotten, ten dienste van het personeel.
Pieter van Dort leverde bijna wekelijks een nieuwe voor
raad, nu eens 200 scotele en 50 platiele, dan 317 grote
platielscotele voor XIII H» VIIIs, eens ook 1500drincpotten;
de ketellaer kwam af en toe de ketelen, pannen en potten
herstellen, even als de smid de treeften en wendelisers
verwellen; de cuper kwam de vaten, tonnen en teelen
(teilen) hoepen, de mandemaker leverde nieuwe manden en
korven, de messe-maker scarpte en herstelde zoo noodig,
de vele coke-messen, de vleijs-messen, de ael-messen, de
sniit messen, de sinde messe, de corte en langhe messen
en ook de sceer-messen van den barbier; er werd canevas
ghecoft om zacke of te maken om ’t broet in te draghen,
en stamijn voor budelen, evenals linnen voor dwalen en zeepe
voor het wasch-huus. De cocs-knechts en cocs-jonghens
kregen niet alleen scoenen en kousen maar ook hun werk
pakken, en goten zelf, van het smeer, hun uit het slacht
huis daartoe verstrekt, de noodige kaarsen, waarvoor twaalf
pipen, daar men de kaarsen in de keuken opzette aanwezig
waren, 'terwijl de verdere voorraad in de kairs-korven ge
borgen werd.
In ’t bac-huijs mede met riet gedekt, vinden wij een
ovene en een haert, budel kisten en vaten met bloeme;
de deur was met een sloete voorzien en de ringhmuur bij
de bac-huuspoirte werd in 1385 gehoogd.
In ’t lardier of ’t vleijs-huijs eerst met zoden, later
met riet gedekt, werden in 1385 nuwe vleijschbancke ge-
maect; an drie bakken werd het vleijsch daarin opgehangen,
tot dit gezouten werd, terwijl er tevens sprake is van een
haert, een treeft en tanghe, waaruit blijkt, dat er soms ook
vleesch bereid werdvoorts was er een scrijn en een
zout-casseop horden werd op den steenen vloer het
gezouten vleesch uitgelegd; eene lanterne hing aan de
solre en er was evenals in de coken, een