HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 187 De Taelgerije. Bij de vertrekken van huiselijken aard, mag vooral niet worden vergeten, de taelgerije of de kleermakers werkplaats, mede op het Binnen-hof gelegen. Gewoonlijk was er slechts ééne, alsdan mins heren taelgerie genoemd, doch niet zelden ook is er sprake van eene afzonderlijke taelgerie van mire vrouwe. In die werkplaats, staande onder een eigen hoofd, de meijster ut der taelgerije, werkten verschillende knechts, gewoonlijk vijf of meer, want niet enkel de kleeding van min here en mire vrouwe werd er gemaakt, maar tevens die van het personeel tot beider herberghe behoorende, alsook de nieuwe deden, die voor feesten en bij rouw gevorderd werden en mede die, welke min here gewoon was an sine Joncheeren uit Beijeren te schenken, of waarmede hij soms den Heer van Blois, of andere edellieden of de heeren van ’t gerechte hier of daar vereerde. De taelgerije was een groot, goed verlicht vertrek met steenen vloer, en met een portael afgesloten, met een haert voorzien, en met wagenschot beschoten, alwaar bij of op scraagh-tafelen de meester met zijn knechts zaten te naeijen, knechts onderscheiden in sniders en want- sniders, in scroeders of scroders, in een pelser of bont werker, in borduerwerkers en in een hantscoen-maker. Of daaronder mede een scoemaker was, heb ik niet kunnen ontdekken; wel vond ik betalingen aan den scoemaker in die Haghe of uit het dorp, vor laersen en scoen di hi min here gemaect hadde; bijna altijd echter vermelden de posten voor laersen en scoenen of voor eenige „paer hoeghe scoen na maniere van laerse” slechts het bedrag met de personen voor wie zij bestemd waren, doch niet den maker. Er was meesttijds volop werk in de taelgerie, vooral tegen den winter of voor de Graaf of Gravin ter feest of

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 202