HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVnE EEUW. igi
De Harnasch-camer.
Behalve mins heren „waerderobbe en taelgerije” was
er tevens eene bij mins heren vertrekken gelegene „har
nasch-camer”, met eene daarbij aansluitende earner voor
„fitsen”, mins heren harnasch-knecht, die dikwijls oli coft
om mins heren harnasch mede seoen te maken, en alles
tevens blanc scuerde.
Of hij mins heren armborstier tevens was, die ook een
eigen kamer had, is mogelijk, doch blijkt niet voldoende.
In die harnasch-camer, een groot goed verlicht en droog
vertrek, de dore met een blocslot versien, was een seoer-
stien, en waren scapperaedsen en scrienen om mins heren
harnasch in te legghen. De wanden waren ter volle hoogte
met wagenschot bekleed en daarin iseren haken en cram-
men geslagen, ter ophanging van tal van voorwerpen.
Hier werd bewaard en in voortdurend bruikbaren toestand
gehoudenmins heren gheheele steec-hernasch, zijnde
eenige paer iseren kousen, mins heren been- en borst
platen met hun ghespen en riemen, zijn steec-mouwen,
zijn steec-helm met bijbehoorende huven, zijn steec-croenen,
zijn iseren hantseoenen en wapennaalden, zijn sporen in
verschillende soorten, zijn steec-zadel ende ’t ghetuch, zijn
stegereepen met hun riemen, de platen waermede mins
heren ors werd bekleed of beschermd, voorts de span-
rieme alomme beslaghen, de barbiere met hunne riemen,
de gordels rijk begespt, mins heren steke-zwaert en langhe
zwaert en andere zwaerden, de lief-ijsere, stoet-ijsere en
forier de vrijgekomen bedden naar eisch verzorgen, ver-
seoenen, hemelen, zoo noodig vollen en stoppen of opnieuw
teijeken, of de oercussen overtrecken, en alles doen naeijen
en soms ook die bedden doen verwen, voor welke werk
zaamheden en het daarbij verbesichte gaern hij per bed,
werd betaald.