EEUW.
192 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE
glavi-ijseren, de bruneerde iseren boekelaers, mins heren
bazelaer, mins heren hand- en voet-boghen, mins heren
speren en lansen, alsook verschillende stalen pansiere en
helmen en voorts lederen wapenrocken, armleders, mins
heren jackeboenhomme, verschillende bannier-scaften en
enkele bannier-zadels, alsook eenige tornikelen en bannieren
en hetgeen er verder werd geborgen en tot mins heren
strijd-uitrusting behoorde.
Bij belangrijke herstellingen werden de stukken ge
zonden naar den wapensmid of platemaker, in kleinere
daarentegen voorzag de swaert-vegher ut Delft, af en
toe mede ontboden om de swaerde scoen te maken en
te scaijen, of ook de spoer-maker en Claes de buerse-
maker, de laatste voor zooveel zulks het leer- en riem-
werk en de zadelrie betrof; met witte lakens werd al het
geen niet in de scrienen geborgen kon worden, gedekt;
de hernasch-camer met haar inhoud, behoorde met ’s heren
peerdestalle voortdurend tot mins here bizondere zorg,
verzet en uitspanning.
Verdere vertrekken en gebouwen.
Behalve het kwartier van min here, dat van mire vrouwe
en dat den Heer en Vrouw van Oestervant, behalve de
drie zalen, het keuken-hof met zijn gebouwen en tredsoe-
ren, met de buttelarije, de taelgerije en de foijrije, bevonden
zich op het Binnen-hof, deels achter de oude zaal, deels
langs den vijver en bezijden de poort, toegang gevende
tot het Buitenhof, nog verschillende gebouwtjes, vertrekken
en kamers, in gebruik deels als logies voor het tot het
Hof behoorend personeel, deels voor mins heren gasten
en verder dienende tot cancelrije en tresorije, tot clercken-,
scrijf- en reken-camers.
Daartoe behoorden mede het zoogenaamde „ridder-huus"
dat ten logies diende voor de edelen ten hove of ten feeste.