HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. I 95
Aelbrecht had bij de stichting beloofd, dat de inkomsten van
het kapittel der Onse Lieve Vrouwe kapel zouden bedragen 1170
gouden schilden, doch toen die inkomsten, die nooit dat bedrag
hadden bereikt, sterk verminderden en onvoldoende werden, ver
zocht het kapittel op n April 1480 den Paus, bij hetzelve te
willen inlijven de tafelgoederen van de parochie-kerk te Delft, ad
15 mottoen, en die van de parochie-kerk te Hoorn ad 33 mottoen.
tot ’s Graven boomgerd en grooten coeltuun. Tusschen-
poorten verbonden de verschillende door muren afge
scheiden gedeelten van het Binnen-hof, zoo was het Voor
hof, zijnde het plein vóór de groote zaal, gescheiden van
het keuken-hof én van het kapel-hof, dit laatste van het
kaets-hof; het keuken-hof van den aangrenzenden cleijnen
boem-hof, en deze weder van des kasteleijns-hof.
De Kapel.
Al de op het Binnen-hof staande gebouwen van ’s Graven
kasteel, in de rekeningen van dien tijd voorkomende, zijn
nu beschreven, uitgezonderd, de hofkapel met aanhooren.
Benoorden de groote zaal door het kapel-hof daarvan ge
scheiden, stond langs den vijver de kapel met de bijbe-
hoorende woningen voor de vier haar bedienende kape
laans, met de kosterij, met eene sanctuarie of sacristy,
alles oostwaarts en met eene aelmissen-camer westwaarts.
Een ghanc daer min here ter capelle wairts gaet, en
waarvan in 1395 de vloer geplancket werd, verbond mins
heren vertrekken met de kapel, waerin min here en mire
vrouwe in een door traliën afgescheiden gedeelte de dienst
bij woonden, „het camerken aldaer mijn vrouwe misse in
hoort.”
Nadat Aelbrecht op 31 December 1367 bij die kapel een
kapittel van 12 canonici en een deken had ingesteld en de
noodige goederen tot blijvend onderhoud van dat kapittel
had geschonken, werd nu nog een kapittel-husekien aan-