EEUW.
I96 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE
Voor godsdienstige bezoekers en weldoeners der kapel,
evenals voor die van de kapel der Heilige Stede te Am
sterdam en van de parochie-kerk te Haarlem, verzocht en
verkreeg Aelbrecht van den Paus, te Avignon resideerend,
aflaten. De kapel had een toren met klok, om het begin
van den dienst aan te kondigen, en op dien torne in 1395
vernieuwd, stond een cruus met weerhaen. In de kapel was
een orgel, dat in 1354 vermaakt en in 1384 door een
nieuw vervangen werd, er was een houten latrijn, en op den
steenen vloer stonden mit cussenen belegdebid-stoelen, welke
de stoelemaker met ijsere bante vastmaeckte; in 1326 stond
er ook een serine met een deel van het Grafelijk archief.
gebouwd, alwaar men vergaderde en waarbij nu ook van
lieverlede eene librye werd aangelegd. Op 8 December 1369
kwam dit kapittel voor het eerst bijeen, welk kapittel niet
alleen strekte tot meerderen luister van den kerkdienst,
maar tevens door opname van kundige en in rechtszaken
ervaren klerken, den Graaf en zijn Raad, kon steunen
tot die canonici behoorde o. a. Philippus a Leijdis, die in
dat jaar aan de universiteit te Parijs decretorum doctor
was geworden.
De zielszorg voor het Grafelijk gezinde, opgedragen
aan den cureit der kerspels- of St. Jacobs-kerk, werd
2 Maart 1374, onder schadeloosstelling van dien cureit,
aan den deken van het kapittel overgedragen. Deken
en kapitulaeren waren gewoon alle jaeren eenen ommegang
buiten den omtrek van ’t Plof te doen met de doornen
kroon, en ook op de kruijs-dagen en dan was het tevens
feest in die capelle, in wier grafkelder werden bijgezet
de in die Plaghe overleden Graven en Gravinnen, wier
jaerichtide in de kapel werd herdacht, even als die „tot
mijns heren behoef die op de Vriesen bleef, dair God die
ziele of hebben moete amen.”