EEUW.
I98 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE
spin- of spillicht, en waren er tal van tinnen èn coperen èn
sulvren candelaers in dienst, vooral op de hoechtiden, of als
een van mins heren kinderen werd gekerstend (gedoopt)
of gehijlict.
Aan het choor waren voor den zang vier of meer corael-
kens verbonden, die blaeus lakens ende roes kregen van
den Graaf en eene vereeringh tot horen vasten en ten
wier behoef boecken werden ghecoft en geleert.
Elke jaarrekening bevat een afzonderlijk gedeelte voor
de uitgaven der capelle, uitgaven voor aankoop van eenige
ponden wieroec; van 200 tot 500 of meer hostien,’t hon-
dert IIII d.voor was en olijvoor zanewijnen, zoowel
voor dach zanewijn, elke weke een stope als mijns lieve here
in den Hage niet en was, als voor evangeliste-, lichtmisse-
en misse-zanewijnvoor de wedde van den coster die XVIII
ft’ kreeg, en bovendien een paar cleder met ene voeder; voor
een wive, van den ornamente te zepen en te dwaen; voorts
van ornamenten te zoomen met zide, van cappen te stoppen
en te naijen binnen den helen jair, van stole te naijen en te
voederen met roede loijssche, van dwalen te besrieken en
te zome die men behoefde in die capelle; van ’t vlieghenet te
verhanghen, van missale te verbinden, alsook posten soms
voor gouden clede, voor nuwe alven, amitken en ander
ornament, een voor drie paesborden, voor twee apullen, voor
eenre patenen, voor herstel van den monstrans, voor een
sulvren wieroeevat, voor een sulvren kelck met voeder
(zak of foudraal), voor sulvren platielen, voor sulvren
naelden an die cappen, voor een nieuw misboec, en voor
het gebruik van den kerc-leder van Delf om die glazen
aen die capelle te stoppen.
De bouwerij met stallen.
Terwijl binnen de ommuring en binnen de om-grachting
van het Binnen-hof, zich al de gebouwen bevonden, noodig