om in de dagelijksche behoeften en eischen van ’s Graven
ghezinde te voorzien, alsmede de kapel met aanhooren
en de vertrekken van de cancelarije, de tresorije èn die
van ’s Graven raad en klerken, lagen daar buiten op het
mede om-muurde, om-grachte en met poorten gesloten
Buiten-hof de verdere dienst-gebouwen, enkele dienst
woningen en ’s Graven Steen, welke dienst-gèbouwen in
hoofdzaak bestonden uit de boeverije met de daaraan gren
zende stallingen.
De bouverie of boerderij, vormde met hare stallingen
en het behoorend land, met de gebouwen op het
Binnen-hof, boven omschreven, een groot geheel, een zoo
danig geheel, dat dit onder goede leiding in bijna al zijn
behoeften zelf, zonder hulp van buiten, voortdurend kon
voorzien.
Het eigen land voorzag in de behoeften der boerderij en
leverde met deze de noodige paarden, het noodige melk
en slacht-vee, èn het noodige koren; uit de eigen vischwateren
werd met eigen vischschepen in de noodige vischvoorraad
voorzien; de eigen duinen en bosschen en plassen leverden
het no.odige wild; het eigen woud de noodige zaal- en kamer-
brandstof en ten deele ook het timmer- en meubel-hout, als
mede het voedsel voor de varkens; de eigen venen, de verdere
barninghevan eigen meel werd in ’t eigen bac-huus brood
gebakken, van eigen gerst soms bier gebrouwen, was zelf
gewonnen en van onghel zelf daartoe afgezonderd, de
kaarsen gemaakt, in ’t eigen slachthuijs werd geslacht en de
spijskelder voorzien, van eigen vlas linnen en van eigen wol
dekenen gemaaktmet de veeren van eigen gevogelte de bed
den, kussens en peluws gevuld en in eigen werkplaatsen
al de noodige kleedingstukken vervaardigd. Het betrekkelijk
weinige, dat men buitendien noodig had, bepaalde zich in
hoofdzaak tot aankoop van lakens, van gereedschappen en
wapens, van leer- en metaal-werk, van olie, wijn en spece-
HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 199