HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGUE, INDEXIVDE EEUW. 201 ghecoft en en toe twee hoet colen een groote barch met voor de paarden diende. In al datgene, wat het landbouwbedrijf toen verder vorderde voorts bevond zich daarbij nog de ossen-stal, bestemd voor het slacht-vee, als dit niet in de weide was. Afgescheiden van de boerderij door een teenen hegge, waarin een draijboem mit cluster, was de marscalkerije met hare verschillende grootere en kleine paardestallen, met mins heren stallen onder toezicht van meijster Piet de Maerscalc, met mire vrouwe stalle, met de houtene stal, met het nuwe peerthuus, met de stal van min here en met die van mire vrouwe van Oestervant, en met het stallekijn en met de smitte en de forge of hoefstal, waarin de voeten van de paarden beslagen werden en met de bijgelegen wedde in den vijver. Wij vinden in mins heren stal, mins heren orsen en mins heren coursier, wier beenen eiken dag met olij werden gewreven door Jan van den stalle, en daarin, evenals in den stal van min here van Oestervant, een wintweer; voorts een bedstede voor den waker, hang- bomen tuischen die peerden, crebben, rosteele of ruiven versport werden, rabe mit naghelen om die en eene bevloering van vast eene afzonderlijke kamer werd het peerdegerei, de hamen, haam- ’t iserwerck; in enkele stallen hingen bla- en boven mins here stalle was de die soms zadelen op te hanghen, aangestampte leem. In geborgen de sadelrie en strenghen en keren an pollijen haversolre. Voor de smitte werden af bij de stallen stond roggestroe, dat tot legstroo het earn- en molck-huus vinden wij karnen, tobben, cupen, eijmers, arden cannen, butterpotten, enz. In de osse-stal waren de ossen met snoer vastghebonden terwijl zij bij afwisseling met hoeij en met zemelen gevoe derd werden. Jan uter bouverije had met mishaec en vorke

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 217