EEUW. 202 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE en met beseme en cordewaghene druk werk om de mist bijeen te brengen en uit te rijden, terwijl Ghille Oelen de stalvloeren hoochde met aerde en de dorskvloer deckte met eene nieuwe laag vloercleijs en tusschentijds van versche teenen horden breijde, die men bezigde voor afscheidingen en tot dekking van gedeelten weg, bij slecht weer onbe gaanbaar geworden. Achter de boerderij en bezijden de stalgebouwen stonden verschillende kleine gebouwtjes, deels hokken, dienende tot beere-huus, duuf-huus, havic-huus, hoenre-huus, honde- huus, out en nuw kemel-huus, lewe-huus, pauwe-huus, swane-huus, vale- en voghel-huus. Daar werden de valcken, havicken en sperwers geborgen in caulken van ghetraijlyt rondijser, enz., onder toezicht en zorg van Ysebrant van den honden, van Vos van den lewen, van Heijnric van der mute en van Oelcke en Florijs de valckenaers, terwijl in de onderscheiden bergplaatsen werd bewaard, de hondecost, het aes en ook het hennip- zaet, het raepzaet en het weldrix-zaet voor de voghelen en het stroe voor de hokken, door den op-knecht zorg vuldig afgezonderd van het bet-stroe, van het deck-stroe voor de daken, van het rogghen-stroe voor de peerden en van het voeder-stroij voor de lewen. Buiten de boerderij met haar aanhooren vond men langs het Buiten-hof reeds toen eenige woningen van het aan die bouverije en aan ’s Graven earner en coken verbonden personeel, husekijns, deels ter bewoning afgestaan, deels door hen, op een stuk grond daartoe aangewezen, met ’s Graven hulp gebouwd, zoo was er het met riet gedekte Spoermakers-huijs; zoo kreeg in 1385 „Robbijn, mijns heren messagier, tot hulpe zijner tijmmeringhe VII gulden”. Aan de zuidzijde van het Buiten-hof stond voorts ’s Graven diefsteen of vanghenesse met de woning van den stien- bewaerder, doch nadat de Vóór-poort door aanbouw tot

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 218