En hiermede is ’s Graven Hof, is zijn kasteel in die Haghe, nu zóó volledig beschreven als de uit die dagen overgeblevene rekeningen zulks toelieten, eene beschrijving, misschien wel wat heel uitvoerig en ongenietbaar geworden, hetgeen echter niet te vermijden viel, wilde men een zoo volkomen en duidelijk mogelijk beeld van alles geven. Trots die uitvoerigheid, zijn er echter nog tal van vragen, waarop die rekeningen geen antwoord geven, onopgelost gebleven. De inrichting en indeeling van ’s Graven hof en her- bergheofghezinde, was trouwens geheel in overeenstemming met hetgeen althans, hier te lande aan een Grafelijk of Her togelijk Hof gebruikelijk was, in hoofdzaak gelijk aan die van het Hof van Gelre en die van Brabant en uit de rekeningen van het huis van de Heeren van Blois, zijnde de Heeren van Schoonhoven, ter Goude, enz. blijkt, dat ook de inrichting hunner hofhouding en het daaraan verbonden personeel in bijna elk opzicht éénzelfde was. Ook de Heer van Blois had zijn grootzegel-bewaarder, HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 205 bij die Doele was eene sciltcamer, onder een dak van horden gemaakt. Midden in den coeltuijn achter de oude zaal liet de Graaf ten jare 1401 van steen nog een soort zomerhuis zetten, ,’t nuwe huijs in den coeltuijn”, waarvan door min here zelf den eersten stien ghelegt wert, en waarin een scoer- stien gemaect werd van ghehouwen stien en in hetjaar 1386 liet de Graaf „in den houte” een fonteijn delven en daartoe een dam in die beke leggen, en is er sprake van eene cupe tot de fonteijn. Was er wintval geweest in’t Haghe houte, dan kwamen onder toezicht van Claijs van den houte, tal van arbeijdslude dagen achtereen „fotzelen”, dat is haardblokken maken, om deze vervolgens in waghenen op den hof te mennen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 221