206 het grafelijk leven in die haghe, inde xivde eeuw. Een lans-knecht uit de rijmspreuken van W. v. Hildegaersberch. Ontleend aan zijn camerlinc, zijn tresorier, zijn meester-cnape, zijn huis kapelaan, zijn rekenplichtige klerken, zijn hofmeester, zijn meester koe, zijn meester snider, zijn bottelgier, zijn maerschalk, zijn jagher, en mede zijn kapel, zijn feestzaal, zijn coken-hof, zijn maerscalkerije, zijn taelgerie, zijn pen- terije, zijn bottelarije, zijn bouwerije, enz. enz., ja, verge leken met de rekeningen van dat huis, zou men ’s Graven Aelbrecht’s herberge nog eenvoudig, in vele opzichten zelfs nog bescheiden kunnen noemen. IV. DE GRAAF IN HUIS OF OP ZIJN HOF. „Soe wye hem selven prijst alleijne, Sijn ere is dan harde cleijne”. ij Op zijn Hof, in ’t Haghe houte, voorzien van of omgeven door al datgene wat het Grafelijk leven dier dagen vroeg en vorderde, woonde Aelbrecht met zijn ghezinde bij

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 224