220 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. weerhouden van en te steunen, te wapenen tegen de zonde tweedens, door den zondaar tegemoet te komen, hem tot inkeer, tot berouw, tot het doen van goede werken te brengen; derdens, het ziele-heil, als het hoogste, als het eigenlijke levensdoel vooropstellende, door die ziel op haar bovenaardschen weg, zwaar belast, als zij dikwijls was, te blijven steunen door het gebed. Ware het der kerk mogelijk geweest, om door alle tijden heen, even arm aan aardsch bezit te blijven, als zij dit in haar eersten aanvang was, dan ware haar daar door niet alleen heel wat verdriet en leed bespaard ge bleven, maar dan zou ook haar invloed blijvend, grooter en dieper zijn geworden. Ten allen tijde, wist zij wel te onderscheiden, en steunde zij den Vorst, die haar steunde het wereldlijk en het geestelijk gezag, vulden elkaar toen aan, zaam de beide steunpilaren der maatschappij vormend, vertegenwoordigden en handhaafden zij het hoogste gezag en het hoogste recht tevens. Kerk en Staat, nu geschei den, waren toen in tal van opzichten één. Graaf Aelbrecht eerbiedigde ten volle de beteekenis en het toenmalig standpunt der kerk, als geloovig Vorst op haar hulpe rekenend en haar beschermend tevens. Hij leefde het kerkelijk leven dier dagen mee, evenals zijn voor gangers, maar of dit een werkelijk innig, of alleen een vor melijk meeleven was, dit blijkt natuurlijk uit deze hoogst eigen aardige geschiedbron, de rekeningen, niet. Hij aanvaardde de voogdij over de abdijen te Delft, te Egmond, te Loosduinen, te Middelburg en te Rijnsburg, welke ik onze Grafelijke abdijen zou kunnen noemen, hun abten of abdissen zooveel doenlijk ter wille zijnde en met privilegiën begiftigend, en den abt van de Middelburger abdij zelfs toestaande, dat zijn bedienden, zich gewapend dagelijks in die stad mochten bewegen, hetgeen den poorters verboden was.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 239