i5
Vgl. over de Katholieken in den Haag: Knuttel, De toestand
der Nederlandsche Katholieken ten tijde der Republiek, passim.;
vgl. de registers.
2) Willem van Nassau, de oudste zoon van Maurits en Margareta
van Mechelen.
3) Lodewijk van Nassau, heer van Beverweert, la Lecq,
Odijck enz., de tweede zoon van Maurits en Margareta van
Mechelen, een welbekende figuur in’s lands historie in den tijd
van Frederik Hendrik, Willem II en de Witt, overleden 28
Februari 1665.
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
lijk was in den Haag, bewijst een acte van 11 April 1643
(N°. XXIX). Een aantal getuigen verklaren daarin, dat op
den laatsten Goeden Vrijdag des morgens tusschen zeven
en acht uur „de schout Pollenburch in de Molenstraet
gecomen is soeckende te stooren een bijeencompste van
de paepisten”. Hij wist blijkbaar de juiste plaats niet, die
hem evenwel door een jongen uit de werkplaats van den
kleermaker Jan Pietersen Schep werd aangewezen. Deze
kleermaker schijnt daarom te zijn hard gevallen. Bij de
onderhavige acte verklaarden eenige buren op zijn verzoek,
dat hij daartoe geen last had gegeven; ook de jongen zelf,
Jan Victoors, deponeerde, „dat hij ten voorseiden tijde
sonder eenige last, kennisse ofte wetenschap van de voorseide
requirant van de, winckel is afifgeloopen ende d’ voorseiden
schout aengewesen, waer de voornoemde bijeencompste
van de papisten wierd gehouden” J).
Wij komen langzamerhand aan de varia. Hier is een
verklaring van Jan Jaspersz. van den Broeck, „caetsbaen
houdende op ’t Buytenhofif”. In deze inrichting kwamen
blijkbaar aanzienlijken. Althans de jonkers Willem 2) en
Lodewijk van Nassau 3), de zoons van Prins Maurits en
de jonkvrouw van Mechelen, hebben daar „ter saecke van
ballen in zijne baen verspeelt ende andere oncosten ende
verteeringen daer toe gedaen” een rekening gecultiveerd