HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 223
als mijns heren en mijnre vrouwe biechtvader, wien mit
sine gheselle in 1373 werd ghegheven te hovess’ (tot
eene vereering) en tot ene cappe mede te copenIII ft'
XI s. XI d.
De dienst in de eigen kapel op het Binnen-hof onder
ging door de instelling van het kapittel eene groote veran
dering en kreeg meerderen luister althans op de groote feest
dagen en bij bijzondere gelegenheden. De kapel werd nu
verrijkt met een beeld van Onser Vrouwe, in 1373
door een meester van Aken gesneden, er werd een
„toghesel” gemaakt, de tabernakel vore vergoudet, de
tynnen lampen en apullen mit sulvren lampen en cande-
laers en met zilveren apullen vermeerdert, het cruus ver
goudet, nuwe ornamenten aangekocht en te Leiden gewijd,
meerdere stoelen en misboecken aangeschaft, en in de
kleedij der vier coraelkiins en hun schoeisel ruimer dan
vroeger nog voorzien. En... plechtiger dan voorheen, werden
nu in die kapel, de jaerichsgetiden van mins heren en
van mire vrouwe overledene bloedverwanten, die God
ghenedich is, herdacht, en de kapel alsdan met zwart laken
in rouw-tooi gebracht en met tallooze groote en kleine
keerssen en tortijsen verlicht. Was er een ongeluk in
den stal gebeurd, dan boekte soms de clerc: „gheoffert
een wasse keersse voir een siec of gequetst pert, 2 s. 8 d,”
of wel: „min joncher offerde daer hi eenen seeren voet
hadde VIII d.”
Was er een arme paep, die zijn eerste misse sanc,
en de Graaf was ter misse gheboden of vernam zulks,
’t zij in die Haghe, ’t zij op reis, dan kreeg deze altijd
eene gave van III s, VI d. of meer, en, werd de Graaf
verzocht als peter bij den doop van een kind van een
zijner edelen of ondergeschikten, dan kostte hem zulks niet
weinig. Toen hij in 1319 met de Gravin van Holland (zijn
schoonzuster) des Borchgrave kint hieve, dede min here