het gerecht te Mons veroordeelen en te Quesnoij ter dood
brengen. Die daad kostte hem een oorlog, die door be
hulp zijner verwanten werd beëindigd en in een zoen ver
anderd en „ter lavenisse van der gedooden Heers
ziele” nam hij nu op zich bij zijne kapel op ’t Hof in
die Haghe te stichten een kapittel van 12 kanunniken
en een deken, welke stichting op 31 December 1367
tot stand kwam „in aflate onser sonden ende in meeringhe
der salicheide onzer zielen” aldus de stichtingsbrief.
Welke bijzondere overwegingen den Graaf bewogen
om de stichting van een kapittel te bevorderen in de
St. Pancras-kerk te Leiden, welke op 27 October 1366
plaats had, alsook tot een collegium in de Lieve Vrouwe,
of parochie-kerk van Dordrecht en over te gaan tot de
stichting op 20 April 1378 van een kapittel van niet minder
dan 24 kanunniken in de Sint Lievens-kerk te Zierikzee,
heb ik niet kunnen ontdekken, het strekte natuurlijk tot
hoogeren luister van de kerkelijke plechtigheden in die
kerken, en zeer zekerlijk mede ten bate van eigen zieleheil.
Ook stichtte hij omstreeks 1397 het Sint Vincents- of
Predikheeren-klooster in het Voorhout in die Haghe, eene
stichting door zijne weduwe later belangrijk vergroot en
verrijkt.
De kerk, al heeft zij onzen driftigen en hartstochtelijken
Graaf niet van ernstige zonde kunnen weerhouden, heeft
hem blijkbaar bij herhaling tot inkeer, tot berouw, althans
tot het doen van goede werken gebracht en daarmede zijn
tekort zooveel doenlijk verholpen en voor zijn hiernamaals
gezorgd.
De kerk vervulde echter destijds, behalve hare godsdienst-
taak, nog eene andere tevens; al wat van regeeringswege
den volke bekend moest worden gemaakt, werd na afloop
van den dienst des Zondags in de kerk afgekondigd, zoo
zien wij o.m. in 1359 op Borsselen en op Walcheren boden
HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 227