van aes-geld
van groote bellen voor de valken
drakenbloed voor de valken,
’t ontijdig wegvliegen te beletten,
raden maakte nog naar het kasteel terug te keeren, en
men deels in ’t jachthuis overnachtte, deels in een bijge
legen klooster of kasteel nachtverblijf verzocht.
Niet zelden ook, op een prachtigen herfstdag, trok
de Graaf onvoorziens des morgens met enkelen der zijnen
ter jacht en ging deze naar wensch, dan werd per bode
van uit het kasteel het noodige voor het noen-maal ont
boden en op een schaduwrijk plekje in het bosch of aan
den boschrand de tapijten uitgerold en een koud maal ge
noten, waarbij de in barizeelen meegebrachte wijn de in
foudralen meegenomen bekers parelend vulde.
In ’s Graven valc-huus hadden zijn beide valckeniers
Heinric Otten en Floerkiin, met hun knechts de zorg voor
de kostbare veelkleurige valken, aldaar bewaard in caulken
mit rondiseren traelgen en die gevoederd werden met
hoenre en met haver; zij moesten deze voor de jacht
africhten en aan huis wennen, hetgeen vrij lastig bleek,
want bij herhaling vermelden de rekeningen, dat een der
valckenaers op reis moest om mijns heren op de jacht
ontvloden vale te gaan zoeken, of om mins heren valken
te gaan halen, die ontvloden en in Amstelredamme ge
vangen waren, of om in Brabant of in Vlaanderen nieuwe
valken te gaan koopen. Gaarne ook brachten boden de
opgevangen valken terug, verzekerd als zij waren van
eene flinke belooning; blijkbaar waren die valken dus getee-
kend, zoodat men kon zien, wien zij toebehoorden.
Willem de havikkier, die eene wedde en clederen ge
noot, had de zorg voor mins heren havikken en inzon
derheid voor de havic taersel en de muter havic en evenzoo
de sperwaerder voor de sperwers.
Tal van posten in de rekeningen spreken
voor mins heren vogels,
en voor de sperwers, van
van iseren veters om ze
23O HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XI VnE EEUW.