i6
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
de eerste van 738 gulden 14 stuivers 8 penningen, de
laatste van 33 gulden 4 stuivers. Gelijk alle schuldeischers
stond onze Van den Broeck op betaling. Den 23 Augustus
1621 gaf daarom de jonkvrouw van Mechelen hem een
obligatie van ƒ500.„houdende ter saecke van geleenden
gelden”. Maar de kaatsbaanhouder was daarmede niet
tevreden. Toen nu de jonkvrouw onwillig bleef alle schulden
van haar zoons te betalen, maar slechts 400.aanbood,
verklaarde Van den Broeck bij acte van 19 Februari 1622
daarmede genoegen te zullen nemen (N°. XXX), maar
alleen, omdat hij wel begreep, dat het met groote heeren
kwaad kersen eten is. „Niet veel middel siende, ’tsij met
gemoede ofte met justitie, tot eenige betalinge uijt crachte
van de voorsz. obligatie te geraecken ende zijne penningen
benoodicht zijnde”, gaf hij toe, vooral omdat jonker Willem
hem „vaste ende hooge beloften” had gegeven om hem
van het nog ontbrekende „een goede stercke obligatie”
te geven.
Ook van een andere Nassau hebben wij een schuld
bekentenis. Den 12 Januari 1640 gaf „Joffrou Elisabeth
de Nassouwe” aan Johan Smits, zijde- en wollenlakenkooper
in den Haag, een obligatie af van niet minder dan 1627
gulden 2 stuivers 12 penningen, „spruijtende uijt saecke
van coop ende leverantie van verscheyden winckelwaeren”;
zij belooft daarbij de schuld met vijftig gulden per kwar
taal af te doen, de interest van 8 percent daaronder be
grepen (N°. XXXI). Met deze Elizabeth van Nassau zal
waarschijnlijk bedoeld zijn de gemalin van den zooeven
genoemden Lodewijk van Nassau, heer van Beverweert, enz.
Van het hof dalen wij af in nederiger sfeeren. Een borg
stelling (N°. XXXII) brengt ons een oogenblik in de
Rotterdamsche handelswereld. Een contract tot opneming
van een zekeren Matijs Corssen van der Horst in het
Haagsche Leprozenhuis doet ons de organisatie van dat