232 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. Dec. 1406 bedroeg die achterstand nog 7000 schilden, die toen door eene bede over Holland betaald zijn geworden. Bovendien moest, zoolang zijn krankzinnige broeder Graaf Willem V, voor wien hij het bestuur waarnam, bleef leven, alzoo gedurende bijna 31 jaar, ook diens hof uit de inkomsten der Grafelijkheid worden onderhouden, en ik vermoed, dat Aelbrecht’s moeielijkheden met diens gemalin, zijne schoonzuster Machteld van Lancaster, ten deele juist daarin haren oorzaak vonden. Daarenboven meende Markgraaf Otto van Brandenburg en Lausitz gerechte aanspraken te kunnen doen gelden op het ruwaardschap door Aelbrecht waargenomen, aan spraken, die eerst eindigden bij contract van 25 Juli 1367, toen Aelbrecht beloofde op Sint Michiel anstaande te zullen betalen 9000 maton guter guldene te leveren te Frankfort, terwijl de Markgraaf afstand deed van alle zijne rechten, beloovende ten gezetten tijde de keizerlijke confirmatie op zijnen afstand en alle brieven tot het geding tusschen hen behoorende, te zullen overleveren en in persoon te Hasselt te zullen rijden, ten einde plegtiglijk af te zien van alle zijne aanspraken, hetgeen inderdaad op 8 September van dat jaar aldaar, in bijzijn van tal van getuigen, plaats had. Bij al die omstandigheden voegde zich nog eene andere, de onrustige tijd zijner regeering, ’t geen in hooge mate invloed had op de gewone inkomsten, bestaande in de opbrengsten der tollen, pachten, renten, tienden, enz. Ook de groote huwelijken, welke hij voor zijne dochters sloot, verplichtten hem tot hoogst bezwarende huwelijks contracten of bruidsgiften, die ik vermoed, dat door de beden, tegelijkertijd uitgeschreven, niet gedekt werden; althans op 21 Juni 1388 vergunde Philips de Stoute aan Aelbrecht tot Allerheiligen uitstel voor de betaling van den eersten termijn van 50000 guldens, spruitende uit het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 251