van het den Graaf geleende geld begrepen, en voor die aldus bewezene diensten tal van voorrechten wisten te verkrijgen. Rotterdam, dat zich tijdens Aelbrecht van eene visschers- plaats tot eene handels-stad wist te ontwikkelen, kreeg 8 Mei 1358 verlof omme eene veste te maecken om hare stede, also groot als hem duncke oorbaerlijck wesen, also verregaende, als heure vrijheden ende poortregt strecket, ende om vesten te ronden ende tot heure proffijt bet te maecken, wij hem heur vrijheden meere ende geven poortregt te hebben dat rode sant, dat aen der poort gelegen is ende Heer van Wateringen toebehoort.” Amsterdam, wist tijdens Aelbrecht, bij herhaling ver gunning te krijgen tot uitbreiding harer vrijheid en tot hare vergrooting en omgrachting, eerst in 1367, ten tweeden male in 1387. De stad had den Graaf in zijn oorlog met Utrecht geholpen en bij herhaling geld geleend en wist hem in ’t begin van 1387 te overtuigen, „dattet kenlike noet” was met die uitbreiding, tot overtuigings middel zegt Ter Gouw in zijne geschiedenis dier stad (deel II, bladz. 75) eene goede somme van penningen bezigend, een middel door den Landsheer erkend als eenen trouwen dienst aan hem gedaan, waarvoor hij wederkeerig „gracie” wilde bewijzen. In 1402 leende de stad, die daar toe lijfrenten verkocht, den Graaf 1500 goede gouden Gentsche nobelen, tegen 10 °|o rente, „ende overmits dat wij willen dat onse stede wail betailt ende voldain worde, sonder eenigen schade ofte hinder dairomme te liden,” stelde de Graaf haar als waarborg een aantal Grafelijke domein-bewijzen in handen, en bij de aflossing der schuld in 1409, verkreeg de stad onder teruggave dier bewijzen verschillende privilegiën, waaronder het visch- recht binnen haar sluizen. Die van Staveren leenden Aelbrecht op 9 December HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 237

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 256