HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 239
Uit de thesauriers-rekening der stad Leiden van 13991400
blijkt ten dezen:
,,’t Woensdag
geschenke kregen 3800 gemeten op Noord-Beveland, „welke
wi uter souten vloeden gewonnen hebben”, bedijkt
land dus.
De vijfjarige, niet voorspoedige oorlog met de Frie
sen, gevolgd door die met Utrecht en met den Heer
van Arkel, brachten tegen het einde zijner regeering zijn
geldelijken toestand r), dan ook zóó geducht in de war, dat
bij zijn dood, zooals reeds in den aanvang werd meege
deeld, zijn weduwe de nalatenschap, overbezwaard met
schulden als deze was, kon nog mocht aanvaarden, en
daarvan openlijk, op eene voor haar smartelijke en ver
nederende wijze, afstand moest doen.
,,’t Woensdag na Sinte Ponciaensdach toghen in den Haghe
Gherijt Emenz., Jan Vockenz. ende Pieter Wit op een ghemeen
dachvaerd bi ons heren onbieden, daer ons heren begherte
was, dat die steden borghe worden souden voir lijfrenten, jof
elke stede him een som ghelts te lienen, dair hi die Vrieske
reyse mede doen mocht, ende quamen daerop thuis om een
beraet ende waren ut II daghen. Van cost, waghenhuyr, penei
VII te, XVIII sc.
„Item toghen dieselven weder in den Haghe mitter andwoerde
op ons heren begherte voirsc. Van- cost, waghenhuyr, penei
IV te. VI sc.”
De stad hielp niet enkel den Graef met geld, maar leverde
tevens 2 bossen mitte cameren daertoe, 6 tonnen scuts, 6
tonnen terres, 2700 drogher torken, haar beide baerdsen
en verdere scepen, en zond om Staveren te provanden ende
te ontzetten de scout met 16 hooftmans en 151 wapentuers,
waaronder haar banierdregher, haar bode, boghemaker en
zwaertveger en tevens haar cappelaen.
An reescip, toeredijnghe ende abeydslude, betaalde zij, voor
de reyse: IIII'—XXIIII te, VIIIsc., IIII d. en an dachghelts
ghegheven den wapentuers in der reijse voirscr ende horen
wyn doe si thuys quamen, betaalde zij bovendienVI'-LXX ffi,