HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVUE EEUW. 24I
gerei, dat men in lederen bizaedsen meevoerde, opge
borgen en alles zoo huiselijk mogelijk ingericht en tevens
aan den meester-kok, die meereisde en voor ’s Graven
tafel had te zorgen, doordien hij overal zijn eigen gerei
had, elk voorwendsel van beklag ontnomen.
En was de Graaf met zijn gevolg in de stad aangekomen
en bij zijn huis afgestegen, dan kwam de stede-cnape hem
reeds spoedig namens schepenen, wijn of een geschenk
voor zijn tafel, een zalm of ree of gevogelte aanbieden;
enwas hij met zijn gezin, dan kreeg ook dit een
willecomme. Toen de Graaf in 1373 Middelburg bezoekend,
zijn jongste zoon Aelbrecht, een zuigeling nog, bij zich
had, werd dezen van wege de stad aangeboden, een ver
gulden croes en een waterpot en aan de joncfrouwe, die
de jonge Aelbr. soechde, een oude schild.
De stadpipers kwamen hem met muziek verwelkomen
en speellude, toevallig in die stad toevend, verzochten aan
mins heren tafel hun spul van doecke, of hun mommen-spel,
of hun aap, die consten deed, te mogen toonen, zelfs eene
stienslagher kwam soms, een verzoek meestal toegestaan.
En de Graaf noodde dan niet zelden aen sin taefle den
scout en den deken of pastor èn de abt van ’t doester, die
hem mededeelden, wat er in zijne goede stad sedert zijn
laatste bezoek was voorgevallen en waarom mins heren
comste nu dubbel welkom en nuttig was en welke bizondere
moeielijkheden hem ter beslissing of regeling zouden worden
voorgelegd of welke klachten waarschijnlijk wel tot hem
zouden komen. En ter tafel gezeten, kwamen dan niet zelden
de scoliers met of zonder hun bijscop kokerellen, dankbaar
daarvoor ’s Graven gift in ontvangst nemende.
En ging de reis verder, dan ontvingen de portiers van de
poirte, daar min here inquam of utreed, niet zelden eene
looi, en stonden buten die poort de siecke lude min here, om
een aelmis vragende, op te wachten, terwijl onderweg de op
16