EEUW. langhe 242 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE het land werkenden, min here, als hij voorbij reed, kwamen begroeten, gaarne een drinkgeld in dank aannemend. En werd de reis mitter stede baerdse, of met daartoe gehuurde scepen vervolgd, dan deed min here vooraf spise bereiden en in ’t scip brengen, so dat hi sine spise in ’t scip vant en at, of uitrijdend, nam men bereide spijs mee of zond die vooruit, als men niet zeker was van onderweg een goed noen-maal te zullen vinden, en om bij groote ritten in elk geval des avonds spise te hebben. Ook werd het wel eens so spade, dat men, gelijk Jan van Blois in October 1359 wedervoer, „voer die poerte tot Mechelen quam, dat si ghesloten waren en men se niet inlaten woude, maer een deel van zinen ghesinde.” Niet altijd ook was de reis even voorspoedig en moest soms worden onderbroken „omdattet en groet storm was”, of ver liet min here mit sin ghesinde het scip „omdattet gheen vaerweder en was en ghinc ghereden van Sciedam ten Haghe”, of, „omdattet buten te veel coelde ende dattet al in de wijnt was, reet hi voert mit eenen waghene,” Eens op Nieuwjaarsdag waren min here en mire vrouwe van Rotterdamme tot IJselmonde comen op ’t veer, ome over te varen te Dordt waert, alwaar het gherecht ende mins heren raidt en steden hem wachtende waren, doch „die ijsghanc ghinc so groot, dat si daeromme wederkeerden tot Rotterdam en eene bode sonden aen die tot Dordrecht, dat si hem niet en verdrieten, dat min here so toevede, wanttet hem die ijsghanc bename.” Kreeg men letsel of ziekte onderweg of zieke paarden, dan werden de kranken achtergelaten, en was het een aan zienlijk persoon van’s heren gevolg, dan bleef behalve zijn knechts ook een page bij hem achter, en eens, toen de Graaf en Gravin zich beiden op reis onvoorziens onwel gevoelden, werd de barbier uit de naburige stad ont boden, die mire vrouwe en min here ter ader lijet en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 262