EEUW.
248 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE
tot Delf een gulden cup ende een silvren coffer besteld
en gekocht, dat men denghene gaf, die den danc tot
Sinte Geerdenberghe hadden.
En op het feest zelf, waren om dit te zien, uit heel den
omtrek, tal van ruters, van lantlude en van borgerskijnder
saamgestroomd, en kwamen met mire vrouwe tal der ge-
noodigde vrouwen ende joncfrouwen up waghenen of te
peert, en met minen here een geheele stoet van edelen en
knapen en paadjes met hun knechts in het stadje en vonden
daar, deels op het kasteel zelf, deels in het klooster, deels
bij de burgers logies.
De coninc der hijrauden zorgde met zijn tien gezellen
voor de orde en twaalf pipers voor de noodige muziek,
behalve de trompetters, die de seinen en fanfares bliezen.
Eenige dagen achtereen nu, werden er steekspelen ge
geven en was er feestmaal ten hove, waaraan de ge-
nooden in hun rijkste en kleurigste kleedij, versierd
met cleinodien en in hun schitterendste wapenrusting
deelnamen, en tijdens die maaltijden, kwamen sprekers
en zegghers, zanghers en gokelaers, tumelaers en kunsten
makers, afgewisseld door de muziek der pipers en vedelaers,
en door den zang van een ministreel mitten lute, de aan-
zittenden bezighouden en verlustigen, en de ridder, die
van buten den danc aldaer verstac, gaf men een teldende
peerde, dat men van Claes panetier nam, endenjonchre
te danc die den hof te Beijeren verstac, een zadel, die
men upt peert leijde, dat men van Ghuskiin nam.
En na den maaltijd werd er tijdens het banket gedanst
en gespeeld, en clareijt en sukerrosaets rondgediend en
’s Graven kelders en proviand-kamers hadden het zwaar
te verantwoorden, daar zij moesten voorzien in den aanval
van misschien een kleine honderd gasten, met hun gevolg
allicht een 250 personen vertegenwoordigende.
Bij toeval vond ik op het laatste blad van de rekening van