i8
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
nog een paar laarzen. Beide heeft hij daarna bij den
apotheker Rottermont in betaling gegeven voor confituren
ter waarde van vier gulden, ’s Avonds kwam Oisel in de
Groote Zwaan terug „ende in de saele wesende aldaer
veele cueren, eerstelicken met dansen, singen ende springen
aenrechtende, daernaer hem Rottermont sonder eeniche
oorsaecke voor ’t hooft geslagen heeft, dat hij bijnaer ter
aerden viel, ende hem van Beurderen tegens ’t lijff stoo-
tende, dat hij op ’t vier was vallende”. Hij haalde verder
nog allerlei dwaasheid uit met kolonel Morgan, gouverneur
van Bergen-op-Zoom, en kolonel Herberts, die ook in de
herberg zaten. Men begreep ten slotte met een krank
zinnige te doen te hebben en behandelde hem als zoodanig.
Men bond hem de voeten met een stevig touw vast en
bevestigde hem boven op zijn slaapkamer aan de bedstede
„omme vordere onlusten voor te comen”.
Van ernstiger aard was de zaak van het „ongeluck ende
nederlage”, in 1621 door den schuitevoerder Bart Cornelisz.
aan zijn standgenoot Dirck Willemsz. begaan (N°. XXXIX).
Op een toen zeer zeldzame wijze werd de moord echter
gezoend. In de „Drie Cruycxkens” op het Spui kwamen
een kleine dertig familieleden van beide partijen bijeen.
Daar verklaarden de magen van den vermoorden man, dat
zij „den voornoemden Bart Cornelisz. perpetrant, puyrlick,
suyver ende om Godes wille hebben vergeven, soo sij
doen bij desen, den manslach bij hem aen den persoon
van den Dirck Willemsz. voornoemdt begaen”. De bloed
vrienden van den moordenaar aanvaarden dien zoen en
beloven, dat hij de moeder en andere familieleden een jaar
en zes weken niet onder de oogen zal komen en na dien
tijd „d’selve op straten ende wegen heusselijk te schouwen”;
nauwkeurige bepalingen worden bovendien gemaakt voor
het geval men elkander in de herberg mocht ontmoeten.
Bovendien betalen de magen van den moordenaar aan die