IT 252 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HA GHE, IN DE XIVDE EEUW. X. DE GRAAF ALS RECHTER. Ontleend aan de rijmspreuken van W. v. Hildegaersberch. „Die valsche mensche altoes vermoet, Dat die goede boesheit doet.” Kinderspel, naar een miniatuur uit de Hortulus Deliciarum. de herinnering meestal echter minder aangenaam en zijn schuld bij de lombarden werd door zulke dagen niet kleiner, wel grooter. Ofschoon de lichte misdrijven door schout en schepenen en de zware door de baljuwen en mannen namens den Graaf werden berecht, ofschoon dijkgraaf en heemraden over dijk-, rivier- en uitwaterings-geschillen en de hout vester met de meesterknapen in jacht- en wildernis aangelegenheden recht spraken of partijen tot schikking brachten, zoo behield de Graaf toch aan zich, de hoogste uitspraak, en zat hij mit eijgen live in enkle zijner goede steden, aldaer dan hofgeding houdende en ter hooge vierschaer recht doende. In plechtigen optocht ging de Graaf dan met de zijnen van uit zijn open huus of herberghe naar het stedehuus,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 273