HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW. 253 gekleed in een stilkleurige tabberd met bont omzet en gevoederd, sin roeijdrager vóór hem uitgaande, zijn baljuw, schout en schepenen en sin clerc ter vierschaar hem volgende en met den baljuw naast hem zitting nemende. Heel veel juist zeggen de rekeningen uit haar aard daaromtrent niet, wel vond ik, dat de Graaf in Juni 1359 in Zierikzee zijnde, boden uitzond al Noord- en Zuid- Beveland, al Borsselen en al Walchren door, om al mins heren mannen aldaer gheseten up te roepen, dat si comen souden ter vierscaer, nu in Sondaghe hiernaestvolchende tot Middelburch en in 1360 twee dergelijke oproepingen, eene om up te comen ter vierscaer tot Zierixe, eene weder ter vierschaer tot Middelborch. Uit de geschiedenis van Dordrecht blijkt, dat de Graaf aldaar in 1398 een hooge vierschaar opende, en was gezeten recht sprekende. Doch ook zonder bepaaldelijk daarvoor op ’t plechtigst te gaan zitten, trad hij voort durend, in zakelijken zin, zou ik haast zeggen, als rechter op, en de bron, waaruit zulks het beste blijkt, is uit de bode-loonen, die in elke rekening eene afzonderlijke en belangrijke afdeeling uitmaken. Zoo werd in 1358 door den Graaf een bode gezonden aen den baeliu van Rijnlant, an dien van Kenmerlant, èn van Vrieslant ende van Medenblic, „omme dat si hoer hant slaen souden an Heinrix goede van Heemskerk, so waert gheleghen waer, binnen horen bedrive ende voert an allen den steden van Northoilant ende van Vrieslant, dat si Heinrix: goet aen varen als vorser, is.” Een bode gesendt an Wolfaert van der Maelstede, van „dat hi vanghen soude en in den steen (de gevangenis) voeren tot Middelburg Eelaert Gillis sone, ten ware of hi goede borghe setten mochte, te beteren dat min here op hem te segghen hadde”. Een bode ghesendt an Zirixe en an Middelburg (enz. enz.)

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 274