19
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
van den gedoode „de dootschulden ende gerechticheyt
van den officier”, samen 44 gulden 12 stuivers, benevens
tien gulden voor de armen. En daarmede was de moord,
blijkbaar geheel buiten de justitie om, gezoend en aan de
gerechtigheid voldaan. r)
Wij besluiten met een zestal stukken betreffende de
valkeniers van den prins. In het eerste stuk (N°. XL) treedt
een valkenier op als getuige in een transactie over den
verkoop van een vendel in 1622. In de volgende acte
komt de valkenier Johan Verbrugge ten tooneele. Hij ver
klaart den 8 Juni 1640 op verzoek van de knechts van
de valkeniers van den kardinaal-infant, gouverneur der
Spaansche Nederlanden, „dat alle valkeniers ofte weyluyden
ofte haere knechts altijt voor desen vrij ende vranck
hebben mogen passeren ende trecken soo van d’een
als d’ander side, sonder daertoe oyt paspoort van den prince
cardinael versocht ofte noodich gehadt te hebben”. Hij
kan dat verklaren op grond van zijn vijftigjarige ervaring
(N°. XLI).
In 1645 is Verbrugge nog steeds valkenier van den prins,
getuige de droevige geschiedenis van twee gestorven vogels,
die in de volgende acte wordt beschreven (N°. XLII).
Den 3 December van het volgende jaar vinden wij Ver
brugge nog steeds in functie, nu in geschil met zijn confrater
Heynderick de Gyer „ter saecke van de valckenvangerije
in het rijck van Noorwegen”. Blijkbaar meenden zoowel
Verbrugge als De Gyer het recht te hebben valken in het
genoemde koninkrijk te vangen en uit te voeren. Zelfs
was de autoriteit van „den WelEdelen Gebooren ende
L Het merkwaardige van dit geval is natuurlijk, dat het af
speelt in de zeventiende eeuw. In de middeleeuwen was zulk
een zoen zeer gewoon. Vgl. Fruin, Over zoenen vrede in Holland,
Zeeland en Utrecht. Verspr. Geschr. VI, 274 vlg.