EEUW.
2Ó2 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE
Leijden en tot Haerlem, dat si alle hoer maetselaers senden
souden tot min here ome de porthusen van Delf te breken
en achttien gravers die de vesten van Delf holpen slechten,
overmids datter nijement was diet doen woude. Ook tot
Wateringhe ghesend om lude ome te helpen die veste van
Delf te slechte.”
i) Zie E. Verwijs. De oorlog van Albrecht van Beijeren met
de Friezen, uitgeg. door het Hist. Gen. in 1869.
Joannis de Beka zegt in zijn Chronycke, dat als „Hertoghe
Aelbrecht sin wonnetlike heer versament hadde tot Enchusen
hij des Sonnendachs na onser Vrouwendach assumptio over
voer mit XLIV hondert seijlen. En na den Vriesen verslegen
te hebben voer hij weder in Hollant mit groeter love ende
mit blijscappen, danckende ende lovede den edelen Prinsen,
Baenroedsen, Ridderen ende knechten, ende goeden mannen,
die in deser reijsen mit hem in sijnre hulp geweest hadden,
begavedese ende gaf hem oerlof, weder te keeren elck tot
sinen lande.”
Belangrijken en veelomvattender dan de belegering van
Delft en de andere krijgstochten van Albrecht, was echter
zijn oorlog tegen de Friesen, in de jaren 1396 1401.
De eerste tocht had plaats in 1396.
De Hollandsche vloot stevende op 27 Augustus van
Enkhuizen naar de oostkust en landde bij de Kuinderj
reeds half September keerde zij echter terug, tevreden met
het bezit van Staveren en van enkele kustplaatsen.
In 1398 werd een tweede tocht ondernomen en werd
op 17 Juli een leger, geschat op 20.000 man, door
middel van een 900 ad 1000 schepen overgebracht, dat de
Friezen van Ooster- en Wester-goo tot onderwerping
bracht en teruggave verkreeg van het lijk van den op 26 Sep
tember 1345 bij Staveren gesneuvelden Hollandschen Graaf
Willem IV. Van dien tocht vooral, bevatten de reke
ningen uitvoerige gegevens. Uit de raminge op 2 Mei