266 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, IN DE XIVDE EEUW.
Messalgiers te peerde werden ghesent an allen mins
heren steden, „als dat mijn genedige heer van Hollant,
zaliger gedencknisse, eerst aflivich geworden was” en in
vele dier steden „ward overdreghen bi burgemeesters ende
scepenen, dat men over di siele van onse lieve ghenadig
En hiermede is de taak, die ik mij gesteld had, aan de
hand der Grafelijke rekeningen een beknopt overzicht te
geven van het Grafelijk leven ten onzent in de tweede
helft der XlVde eeuw, geëindigd.
Men zal daarin allicht nog veel missen, dat men gaarne
toegelicht of behandeld had gezien, doch ik herhaal, de
rekeningen, de bron, waaruit dit overzicht geput is, hadden
geen ander doel, dan om op ’t einde van het rekening-
jaar, de uitgaven voor elke afdeeling van ’s Graven huis
houding gedaan, te kunnen verantwoorden, zoodat al wat
geen uitgaven vorderde daar buiten viel. Het is nog te
verwonderen, dat zij betrekkelijk zoovéél licht geven,
want blijkbaar was men meestal tevreden met de kortst
mogelijke toelichting, bij het doen der verantwoording
toch werden de posten voorgelezen en konden dus al
lezend, waar noodig, mondeling worden toegelicht.
„Ende in 'tjaer ons heren MIIIIC ende vier, XVI dag
in December op een Dinxdach voer noen in die dagheraet,
doe starf Hertog Aelbrecht, Grave van Holland, in den
Hage en wort begraven in de capelle. Bid over zijn ziel.”
Enkhuizen dankte zijn opkomst en grooten bloei vooral
aan dezen oorlog, die feitelijk voor geheel Noord-Holland
tal van voordeel en van allerlei aard opleverde, meer als
voor den Graaf zelf, wiens geldzorg en geldnood grooter
werd dan ooit, en die, behalve Stavoren, dat slechts tot 1414
in ’t bezit van Holland bleef, feitelijk weinig had gewonnen.