268 HET GRAFELIJK LEVEN IN DIE HAGHE, INDE XIVDE EEUW. Bedelaars. i) Ontleend aan de rijmspreuken van W. van Hildegaersberch. Gegeven zijn omstandigheden, zijn tijd, zijn persoon lijkheid, heeft Aelbrecht van Beijeren zijn 46-jarige regeering niet onverdienstelijk besteed, hij heeft de steden gesteund in haar streven naar ontwikkeling, naar welvaart, naar zelfbestuur, naar stem in ’t Landsbestuur, en hij heeft daardoor gesteund de factoren, die het fundament, die de kracht zijn geworden der latere Republiek. „Van naturen men dat mint Dat selve datmen mit arbeiden wint”. 1) Was het dus wonder, dat een jonge Vorst uit den vreemde, op 21-jarigen leeftijd, krachtens familie-contract, het be stuur voor zijn onvoorziens krankzinnig geworden broeder overnemend, om, zoodra deze mocht herstellen, weder naar Beijeren, weder naar huis te mogen terug keeren, was het wonder, dat deze in een zóó eigenaardige, in een zóó zware bestuurstaak dikwijls te kort is geschoten?

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 290