EEN ROMEINSCHE STAD BIJ DEN HAAG.
275
En nu ligt daar bij Voorburg dat zoo hoogst belangrijke
Romeinsche ruïnenveld in den bodem verborgen, waar
van prof. Reuvens voor 80 jaren een gedeelte heeft
opgegraven. Reeds wat hij daar vond, dat complex van
gebouwen van solide Romeinsch metselwerk, die schat
van voorwerpen en fragmenten, die thans in het Rijks-
museum van oudheden worden bewaard, kan ons vertellen
hoe daar eenmaal een zeer belangrijke Romeinsche vesti
ging heeft gelegen. Hij vond daar op de buitenplaats
Arentsburg, behalve een wirwar van kleinere huizen,
waaruit noch zijn aanteekeningen noch zijn kaarten ons
wijzer maken, doch die ons de in verschillende tijden over
aan den Rijn, doch ongeveer in het midden tusschen Rijn
en Maas aanwijst. De Noordelijke weg op die kaart, die
toch al waarschijnlijk niet eens vlak langs den Rijn heeft
geloopen, buigt nl. op een gegeven punt sterk naar het
Zuiden af. Merkwaardig is het, hoe men eerst zelf die
Peutinger kaart van stal gehaald heeft om te bewijzen, dat
Lugdunum wel aan den Rijn moest liggen en, nu ik aan
getoond heb, dat die kaart juist integendeel zou bewijzen,
dat het in het midden van onze provincie zou liggen, mij
verwijt, dat ik zooveel waarde hecht aan die teekening
van die Peutinger kaart. Ook prof. Huizinga las mij
daarover de les, doch niettegenstaande dat, komt hij toch
tot de conclusie, dat men mij toe moet geven, dat Lugdunum
evengoed bij Voorburg, als aan den Rijn kan hebben
gelegen. In deze woorden ligt, dunkt me, de bekentenis
opgesloten van de volkomen onmacht om hier met
historische redeneeringen iets uit te richten. Laten we
dus tot óns punt van uitgang terugkeeren. Waar hebben
in onze provincie die voorname Romeinsche plaatsen
gelegen? Daar waar hun overblijfselen nog in den bodem
aanwezig zijn.