EEN ROMEINSCHE STAD BIJ DEN HAAG.
277
met een zuilenhal uitkwam; tal van zuilenfragmenten
kwamen voor den dag. Op dit plein bevond zich ook een
klein gebouwtje met sousterrain, (afb. 6) waarin een diepe
gemetselde put. Een andere put lag op dit plein zelf,
(afb. 7) Interessant is het hoe tal van voorwerpen en
munten, eenmaal in die put verloren, ons van haar gebruik
verhalen.
Aan datzelfde plein lag nu verder ook een soort remise,
een lange voorhal met kamers op zij en in het midden
waarschijnlijk een groote hof en aan deze remise grensde
een muur, die hoekig ombuigend het plein begrensde.
Nog een ander gebouw werd hier door Reuvens weer
gevonden, waarin hij, mogelijk terecht, een koophalherkende.
Al deze gebouwresten werden weergevonden op de
betrekkelijk smalle strook grond, waarop de buitenplaats
Arentsburg ligt
Aan de Noordzijde aan den kant van den weg teekent
Reuvens op zijn kaartje dwars door de buitenplaats loopende
een breede strook waarin hij nu eens een weg meende
te herkennen, dan weer een breed muurfundament. Was
deze laatste verklaring eens de juiste, dan zouden we hier
werkelijk een zeer belangrijk punt hebben ter oplossing
van de vraag, wat hier nu eigenlijk al die gebouwen be-
teekenden. Lag hier een werkelijke ringmuur, dan zou men
naar Romeinsche gewoonte buiten dien muur een gracht
moeten veronderstellen, die natuurlijk wel geheel met
aarde gevuld, toch nog in den bodem te vinden moest
zijn. Het was van veel belang dit te constateeren; immers
was dit geschied, dan hadden we hier één vast punt van
den omtrek van dit ruïnenveld dat, als het bleek dat het
door een zwaren ringmuur en een gracht omgeven was
geweest, zonder eenigen twijfel tot een stad of vesting
zou hebben behoord Hadden we een vast punt van den
ringmuur, dan zouden we in het vervolg zonder veel moeite