I
HET PUBLIEK VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG
IN DE XIXDE EEUW.
Dat de overgang van het regeeringsstadje Den Haag
van 1800 naar de wereldstad van 1900 niet zonder invloed
op het verkeer is geweest, en dat omgèkeerd het verkeer
het mogelijk gemaakt heeft, dat uit het regeeringsstadje
de wereldstad gegroeid is wie zal het tegenspreken?
Maar om die wisselwerking in zijn geheel te kunnen aan-
toonen, heeft men zulk een massa materiaal noodig, dat
daar vooreerst geen denken aan is. Eerst zal dat mate
riaal moeten worden aangedragen, en dit stuk heeft ten
doel het voor het verkeerswezen, en wel bepaald voor het
openbare personenvervoer, te doen.
In 1800 was er geen sprake van een openbaar vervoer
middel, dat zich alleen tot Den Haag bepaalde, dat dus
de grenzen van de gemeente niet overschreed, Scheveningen
buiten die grenzen gerekend.' De grootste uitgestrektheid
had onze stad toen van de Loosduinsche brug naar het
einde van den Dennenweg, en hoe weinigen begaven zich
van de eene der genoemde plaatsen naar de andere, een af
stand van 20 a 25 minuten? Trouwens, ook in Parijs en
Londen dagteekenen de publieke vervoermiddelen eerst van
het midden der xix“ eeuw. Naar Scheveningen reden van