284 het vervoerwezen van den haag in de xixde eeuw.
voer men weer leeg terug, om toch vooral aan den regel
vast te houden, dat het vervoer van hun woonplaats in
den voormiddag, en dat in omgekeerde richting in den
namiddag, ten hunne voordeele was.
Mocht het vervoer al vroeg beginnen, men ging nog
vroeger ter ruste, en wie ’s zomersavonds na acht, en
’s winters na zeven uur per schuit naar Delft wilde, moest
er maar een afhuren tegen dubbel tarief van een des
daags afgehuurd vaartuig.
Wie vlug Rotterdam of Leiden had te bereiken, kon op
elk uur van den dag voor de eerste stad op het Wagen-
plein, voor de tweede op het Voorhout bij de Leidsche
Wagens, nogal ongemakkelijk ingerichte voertuigen vinden,
om hetzij alleen, hetzij met andere liefhebbers de reis te
volbrengen, en ook voor deze wagens, wier dienst het
zelfde karakter had als die aan het Scheveningsche Veer
gold de bepaling dat, buitengewone gevallen daargelaten,
de voerlieden, die niet in de stad thuis behoorden, slechts
na den middag beladen mochten huiswaarts keeren; dat het
hun vrij stond dit ’s morgens leeg te doen, spreekt van zelf.
Maar daareven zeide ik, dat wie naar Amsterdam ging
en maar eenigszins haast had de Leidsche schuit gebruikte,
en al is dat „im Grossen und Ganzen” waar, geheel en al
naar de waarheid is het niet: ik vergat den postwagen,
die sedert 1668 den dienst tusschen de eerste koopstad
van Holland en de vereenigingsplaats der Staten onderhield
Maar met 1795 was het met zijn bloei uit; 28 Februari
1800 werd hij zelfs voorloopig gestaakt en 1 Maart
daaraanvolgende werden bij het posthuis te Heemstede (de
wisselplaats) 35 postpaarden, rijtuigen en tuigen verkocht.
Een ander nam de zaak over, zoodat volgens advertentie
in de Haagsche Courant van 15 Mei 1800 de publieke
postwagendienst „met Juni a.s, weder als voren (zal) rijden
Maandag, Woensdag en Vrijdag van Amsterdam naar ’s Flage