286 HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDE EEUW.
Lang heeft men er echter geen genot van gehad: tegelijk
met de Fransche troepen is ook zij verdwenen, echter
niet zonder betreurd te zijnmen had dat zoo gemakke
lijke en (voor dien tijd) snelle vervoermiddel leeren waar-
deeren en in het einde van 1814 zien wij dan ook een
Amsterdamsche stalhouder en den Haagschen postmeester
der paardenposterij, L. v. d. Koppen en D. W. Veldhorst,
ook namens andere voerlieden, concessie aanvragen, nopens
het aanleggen van een postwagen tusschen Amsterdam
en Den Haag, welke 24 Januari 1815 door den
Koning gegeven werd; 3 Mei van datzelfde jaar werd
volgens een advertentie in de ’s Gravenhaagsche courant
de dienst geopend. Men reed in Den Haag in den eersten
tijd af bij het logement de Schuttersdoelen, het tegen
woordige gemeentemuseum, welks kastelein, Cornelis de
Haas, commissaris van den dienst was. Hij had tot taak bij
het vertrek der wagens, die voor 8 personen waren ingericht,
(’s ochtends ten 7 ure en ’s middags ten 4) aanwezig te zijn,
de namen der passagiers te boeken, de vracht te innen
(6 gulden per persoon, 60 ets. voor den postillon en 2 st.
aanteekengeld voor den geheelen rit), en op te letten, dat de
wagens wel in uiterlijk s'/o uur óverkwamen. De route
ging langs de Haagsche Schouw, de Postbrug (niet over
Leiden), het posthuis te Heemstede, op welke twee laatste
plaatsen van paarden verwisseld werd, en Haarlem naar
Amsterdam. Later werd V. Reyn commissaris, die zijn
bureau hield op den Kneuterdijk over de Hooge Nieuw-
straat2). Een derde wagen, van Rotterdam komende en over
Leiden gaande, werd in 1826 met vertrek om 1 uur van
beide plaatsen ingelegd, terwijl in 1838 de afzonderlijke
Die paardenposterij was op het Smidsplein achter de
woning van den Franschen gezant gevestigd.
2) Het 3e huis van het Hartogstraatje (ongeveer waar nu
de Bank is.)