288 HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDE EEUW. En nu volgde de eene dienst op den ander. De voerlieden van het oude veer op Rotterdam 3 Hagenaars en 5 Rot terdammers richtten in 1825 een diligence-onderneming in,t met vertrekuur 4 maal daags (van Den Haag 7 en 9 u. ’s ochtends, 4 en 6 u. ’s middags en van Rotterdam 8 en 10 uur ’s ocht., 3 en 5 u. 's middags) en overtocht in 9 kwartier. Zij vroegen met de drinkgelden der pos tillons 90 cents voor vracht een zeer klein bedrag voor den tijd, waarin men naar Leiden resp. ƒ1,10 en 1,35 betaalde en hadden de verplichting voor 1 of 2 passagiers boven de 6 een fourgon, voor meer een besloten rijtuig beschikbaar te stellen. Dit verplichtend stellen om van bijwagens gebruik te maken, had echter zijn nadeelen, want de voerlieden daarvan, die door de ondernemers (tenminste in den eersten tijd) voor één rit werden in dienst genomen, trachtten in de stad, waar zij werden afgedankt, bij de ligplaats der schuiten degenen, die plan hadden te water den reis te aanvaarden, over te halen, om van hun rijtuig gebruik te maken, wat natuurlijk „ten detrimente van het veer” strekte. Vandaar dan ook een verbod, om zich bij de ligplaatsen der schuiten op te houden. Maar deze ondernemers behoorden niettotbovengenoemde „warme menschenvrienden”, zeer zeker tot hun nadeel, want 27 April 1840 lezen wij onder het opschrift Rotter- damsche Postwagendienst de volgende aankondigingen in de Haagsche Courant Het reizend publiek wordt bekend gemaakt, dat genoemde dienst bij de Wed. L. Bodaan aan de Wagenbrug te ’s Gra- venhage en bij de Erven G. Rijnders, in de Varkensteeg te Rotterdam, zoo door verbetering van Paarden en Dili gences als anderszins, voor het geëerde publiek niets te wen- schen overlaat, ten aanzien eener alleszins prompte en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 318