HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDE EEUW. 291 te Nij- naar Amsterdam ingericht met verandering der reeds bestaande, zoodat alle drie over Den Haag en Leiden liepen. In 1840 was er reeds een vierde dienst bijgevoegd, en in 1841 de dienst naar Rotterdam vermeerderd, zoodat er toen 10 maal gelegenheid was met die ééne onderneming de Maasstad te bereiken, en 4 maal de hoofdstad des lands. Dat ook voor de Vriendschap de concurrentie met de nieuwe spoor van Leiden naar Amsterdam doodend was, spreekt van zelf, al gaf men het vooreerst niet geheel en al op, maar Koens was er de man niet naar bij de pakken neer te blijven zittenhij zag in, dat zoolang de 3e en 4e sectie nog niet waren geopend, hij van dit nieuwer- wetsche snelle voertuig nog voordeel kon trekkenhij liet heel gewoon zijne diensten te Leiden correspondeeren met „den spoorwegdienst” en richtte met het materieel, dat overcompleet was geworden, een zijtak van Schiedam naar Overschie in. Zoo zien wij dien dienst in 1842 ingekrompen eerst tot Voorschoten, later tot Den HaagRotterdam, en in Juni 1847 na een zeer korte poging, om het nog tegen den spoorweg vol te houden met een beperkte regeling, geheel opgeheven en vervangen door een correspondentie in de steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam op de spoor wegen, met behoud evenwel van den nachtdiligence Rot terdam’s GravenhageAmsterdam, die, in 1840 inge steld, het nog tot 1847 of 1848 wist vol te houden; er werden reizigers mede vervoerd, die met de Zuiderzee- booten aankwamen of vertrokken, en die, welke met de Keulsche of Nijmeegsche boot ’s ochtends van Rotterdam wilden gaan. Maar dit was niet het eenige Surig en Koens waren reeds lang begonnen ook buiten Holland diensten te openen, en toen Surig uitgetreden was, hield Koens zijne ritten van Nijmegen over Arnhem naar Kampen in correspondentie met de stoomboot te Kampen en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 322