292 HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDE EEUW.
megende volgens Busken Huet innemende kleeding der
conducteurs, groen met zilver afgezet, oefende een tegen
wicht tegen de niet heel rustig loopende wagens, en Koens
zorgde er voor, dat er overal personeel was om de rei
zigers naar zijn wagens te leiden, en hen onder hun hoede
te nemen, kaartjes voor hen te nemen, bagage te laten
inschrijven enz., en ook verder, dat zijn personeel goed
kon blazenzijn diligence te hooren voorbij komen was
een waar genot, en bij feestelijke gelegenheden werd er
zelfs ’s avonds een serenade aan den Koning gebracht.
Nog meer hij ging trachten van den nieuwen overwinnaar
partij te trekken, en bood aan de Hollandsche spoor 45
duizend gulden ’sjaars, wanneer deze hem tusschen Am
sterdam en Den Haag ’s nachts een locomotief met bagage
wagen en 3 rijtuigen ie, 2e en 3e klasse ter beschik
king wilde stellen; voor eiken wagen, die hij meer noodig
had, beloofde hij de helft der inkomsten en bij de door
trekking der spoor tot Rotterdam (hij deed het verzoek in
1845) wilde hij naar verhouding meer betalen. En toen de
spoorweg het afsloeg, wendde hij zich dadelijk tot de
regeering, om een concessie voor een tweede, directe
spoorweg tusschen Amsterdam en Rotterdam, van meening
dat deze zeer zeker reden van bestaan had. Ook hier ving
hij bot: hij moest zich dus, wat Holland betreft, blijven
bepalen tot de drie voornoemde stationsdiensten, het goe
derenvervoer en den later te bespreken dienst op Sche-
veningen.
De dienst van Jonkers, die zich ook over geheel Neder
land had uitgestrekt, maar eerst in bloei was gekomen na
1845, had over het geheel weinig invloed uitgeoefend
ik weet er alleen van, dat de plaats van afrijding de Groen
markt was, dat de dienst naar Rotterdam eerst begon aan
het station, zoodat de reizigers naar Amsterdam (hij gaf
ook spoorbrieljes uit), Delft en Rotterdam voor niets naar