HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDE EEUW. 295
daar de boot dan niet laat genoeg 'van Rotterdam naar
Moerdijk ging, om met een vertrek ’s ochtends van Am
sterdam de diligence de aansluiting te Rotterdam te doen
halen. Die gele diligence was anders niet een van die,
van welks inhoud Potgieter verhaalt1) „als inhoudende een
gezelschap, dat niet onder het getal der gratiën blijft,
hetgeen niet boven dat der muzen gaat, maar een bastaard-
rijtuig, waarin men met den voerman de onheilspellende
dertien uitmaakt”9 konden er binnen in zitten en 3 in
de „kabriolet”. Leiden heeft de diligence slechts na 1844
aangedaan, dus toen de dienst het grootste belang ver
loren had, al bestond hij nog in 1869 voor het goederen
vervoer. Wel gebeurde dat aandoen van Leiden natuurlijk
met den Utrechtschen dienst, die in 1835 werd ingesteld.
Waar op alle groote Napoleonswegen diligencediensten
zijn ontstaan, gebeurde dit eveneens op die naar Utrecht,
vooral daar van die plaats reeds lang vaste postwagen
diensten bestonden. Wij zien dan ook in de Leidsche Stu
dentenalmanak van 1826 gesproken van een diligence, die
eens per dag van Den Haag naar Utrecht en terug reed;
’s zomers schijnt er veel gebruik van gemaakt te zijn, want
reeds in die van 1827 is er sprake van 2 vertrekuren van
April tot October ’s morgens kwart over zes en ’s middags
kwart over vier uit Den Haag, en om kwart over n ’s mor
gens en kwart over 9 ’s avonds uit Utrecht; ’s winters was
er maar één ritkwart over 11 uit Den Haag, half 3 uit
Utrecht. Toch scheen die tweede rit niet genoeg op te
leveren, want in volgende jaren is er ook ’s zomers slechts
van één dienst sprake. Dit bleef zoo, tot de onderneming
in 1834 vervangen werd door die van een mijner naam-
genooten, later door „De Nederlander”, welker kantoor
J) Zie „Hoe het Weeuwtje uit het Hof van Holland gevrijd
werd”. (Proza 1837—1845, zevende druk blz. 461).