HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDE EEUW. 297 II. vervoermiddelen sprake isin de eerste plaats natuurlijk in zijn in 1837 geschreven stukje „Varen en Rijden”, maar ook in de familie Stastok, waarin Hildebrand eerst de twee dames der achterste rij beschrijft, daarna de drie menschen daarvoor gezeten, waarvan de Oostersche edel steen wel van hare plaats zal hebben moeten opstaan, om het gezelschapsjuffertje door te laten, en na van den achteruit rijdende commissaris van politie en den dito Duitschen kantoorreiziger te hebben gesproken, zich van de moeite om zich zelf te karakteriseeren met een Jantje van Leiden afmaakt. En men zie ook naar Klaasje Zevenster, en het schoone, zij het niet, wat men gewoonlijk noemt fatsoenlijke, gezelschap, dat zij op hare reis van Utrecht naar Den Haag ontmoette. Mondeling vernam ik, dat de wagens van Koens niet zoo goed waren ingericht en de banken smal, maar dat zij ’s winters, nadat alle reizigers waren ingestegen, goed met hooi werden gevuld. De komst der spoorwegen is in dit opstel telkens ter sprake gekomen op de wijze, als de buffel, die aan Saïdjah’s vader werd afgenomen, en geslachtToch verdient zij een belangrijken plaats. De spoorwagen toch is het type van vervoer, dat een groote hoeveelheid personen of goederen met betrekkelijk niet veel meer kosten vervoert dan een kleine. Wanneer er in een diligence 9 of 12 reizigers zijn, moet er een nieuwe worden ingespannen, zoodat het vervoer van dubbel zooveel reizigers vrijwel dubbel zooveel kosten voor den ondernemer met zich brengt, en evenzoo, wanneer er zich op een vertrekuur meer dan 30 personen voor het vervoer per trekschuit aanmelden, moet er een tweede afvaren met hetzelfde personeel als de eerste. Niet aldus bij een spoortrein

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 328