HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDE EEUW. 299
Den Haag) al vele geweest, met de 4e sectie, Den Haag
Rotterdam, kwamen er nog veel meer voor den dag. Op
dat traject door veenachtig polderland, moesten in 21 KM.
vier belangrijke steden met elkander verbonden worden,
en vier belangrijke vaarten overbrugd, terwijl ook tot slot
door de slechte onteigeningswet de aankoop der gronden niet
vlug ging en aan de maatschappij veel geld kostte. Maar
eindelijk was het voornaamste geregeld, alle bruggen ge
bouwd, de oeverafschuiving aan de Poldervaart hersteld,
de rails gelegd en sprak men reeds van de opening der
lijn, maar met twee onteigeningen was men nog niet
klaar. De eene, tegen den bezitter van een wasch- en
bleekinrichting gericht, was niet van zoo heel veel belang,
maar de andere van des te meer. Even voorbij Delft moest er
een toegangsweg naar een boerenwoning worden door
sneden, vlak bij die woning, en de eigenaar V. d. Gaag,
was voor die doorsnijding niet te vinden, dan tegen be
taling van een enorm hooge som; later verkocht V. d. Gaag
zijn land aan Mr. A. H. van Wickevoort Crommelin en
twee andere grondeigenaren aan de Zantvoortsche Laan,
welke drie personen hem al lang hadden gestijfd; deze
wilden toen den grond wel afstaan, zelfs voor niets,
wanneer er maar een halte aan de Zantvoordsche Laan
werd gevestigd. De Hollandsche spoorwegmaatschappij
liet zich niet dwingen, wist den grond om de woning te
verkrijgen en legde heel gewoon, volgens het plan van
haar ingenieur F. W. Conrad, een baan om de woning
heen aan. De proefritten voldeden goed, en zoo werd op
31 Mei 1847 de lijn met de bocht geopend, en 3 Juni
van hetzelfde jaar voor het publiek; de openbare meening
was zoo sterk, dat de eigenaars gedwongen werden toe
te geven, en vijf dagen later, 8 Juni, behoefden de treinen
het hulpspoor niet meer te gebruiken. Iedereen juichte,
en niet het minst zij, die de vier eerste dagen niet van