300 HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDE EEUW.
GEDACHTEN BIJ DE PLEGTIGE INWIJDING DER
SPOORWEG, i)
den spoorweg gebruik durfden maken; als voorbeeld van
zulk een bevreesd mensch kan onderstaand gedicht gelden
De spoortrein kwam! de spoortrein kwam!
Van Amstel tot aan Rotterdam,
En kwam te Delft eens even kijken;
Van daar die vlaggen op ’t station,
Dat buld’ren uit het grof kanon,
En verdere eereblijken.
Ingezonden stuk in de Delftsche Courant van 8 en n
Juni 1847.
Wat vloog die trein! wat floot die fluit!
Wat gaf die stoom een naar geluid!
Wat was de grond aan ’t trillen
En ieder die er is geweest
Was zeker ook als ik bevreesd,
Want ’t bleef er in den stillen.
Die volksdrom, op elkaar gepakt,
Gerokt, gehoed, gemutst, gejakt,
Van burgers en soldaten,
Die door de spoortreingeest bezield,
Van uur tot uur zich bezig hield
Om over stoom te praten.
Ik heb geen één hoezee! gehoord,
Geen blij gejuich, geen vroolijk woord,
Maar wel geduchte slagen
Van uit het Leeuwenberg’s kanon,
Dat schoot al wat het schieten kon,
Om schrik ons aan te jagen.