HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXDEEEUW. 30I D elft, 31 Mei 1847. ACHT DAGEN LATER: En o! ’k heb ’s avonds bij de laan, Daar waar de trein zoo krom moet gaan, Ook eventjes staan kijken, En ’k ril als ik er nog aan denk, Zoo vrees’lijk naar is daar de zwenk, ’t Is om zoo neêr te strijken. Nu hadden vlaggen op ’t station, Nu had hel buld’ren van ’t kanon Eens goed te pas gekomen En juichend moest aan Crommelijn En Conrad eer bewezen zijn Bij 't eerste regt door stoomen. Hoezee! ’k zwaai nu mijn petje rond, En spring wel drie voet van den grond, Nu durf ik ook te stoomen; Nu, vrouwtje! ga ik met den trein, Mogt ik om vier niet weder zijn, ’k Zal dan om acht uur komen. Wel vrouwtje lief! wat hoor ik daar, Ze zeggen mij, de weg is klaar, De questie is bestreden; Nu is zij regt, de Krommelijn, Van morgen is de vroegste trein Voor ’teerst regt door gereden. Neen, wie er ook die laan passeert, Al is het dan ook ongedeerd, Bij zonneschijn of donker; Ik, ga ik voor een pretje uit, Kruip nog veel liever in de schuit, Of rijd met Koens of Jonker. Het laantje zelf is bijna niet meer te vinden, de woning van V. d. Gaag, eigendom van de H. IJ. S. M., vlak bij

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 333