308 het vervoerwezen van den haag in de xixde eeuw.
Amsterdam en Rotterdam, en met materieel, dat niet aan de
maatschappij zelf toebehoorde. De Belgische wagens half
geel, half groen zullen zeker wel aan de meeste lezers
van dit jaarboekje bekend zijn.
Na de opening van het nieuwe Delftsche station werd
i April 1886 aangevangen met een stoomtramdienst Den
HaagDelft, eerst met materieel, dat in Noordwijk over
compleet was, later met de wagens, welke dienst hadden
gedaan tusschen Den Haag en Naaldwijk en welke nu
hunne laatste krachten wijden, als reservematerieel op de
Scheveningschelijn,noglatermetgewonelocaalspoorwagens,
tot zij na 1 Mei 1904 tot het verledene behoorde. Behalve
de opening van het nieuwe station in 1889 is er verder
aan deze lijn niets bijzonders voorgevallen het aantal
diensten werd geregeld uitgebreid, zoodat men in 1900
van het Hollandsche spoorstation zich zonder overstappen
behalve naar Rotterdam en Amsterdam kon begeven naar
Antwerpen, Brussel en Parijs, naar Gorinchem, Nijmegen,
Kleef en Keulen, naar Amersfoort, Deventer en Hengelo
naar Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen in correspondentie
met de Leeuwarder boot, terwijl er ’s avonds gelegenheid
was over den Hoek Londen te bereiken; de doorgaande
rijtuigen naar Vlissingen waren sedert de opening van de
Rotterdamsche ceintuurbaan in 1896 opgeheven. De opening
der electrische lijn naar Rotterdam (1 October 1907) valt
buiten mijn bestek.
De Rijnspoorweg werd door de concurrentie der IJssel-
stoomtram, die zij nog getracht heeft te keeren door met
de maatschappij dier naam een overeenkomst te sluiten,
met de toezegging harerzijds na aankomst van elke tram
uit Leiden een trein naar de residentie te laten loopen
de Rijnspoor dan werd er in 1882 toe gedrongen een
afzonderlijken dienst Den HaagVoorburg in te voeren,
en wel met een rijtuig ie en 2e klasse volgens tarief 2e en