3 18 HET VERVOERWEZEN VAN DEN HAAG IN DE XIXUE EEUW. het paleis in het Noordeinde voorbij was; het werd een paar maal onderweg herhaald; ook bij het doorrijden van het dorp te Scheveningen klonk zijn hoorn, en bij de aankomst aan het badhuis mocht hij eveneens zijn instrument geen rust gunnen. Bij Marda was tevens gelegenheid zich van een plaats voor de publieke tafel te Scheveningen te voorzien Alles bleef hetzelfde, toen Zijdenbos den dienst van Koens overnam. De dienst was ongeveer gelijk aan die van den be ginne 7 uur ’s ochtens voor de baders, die dan om 9 konden terugrijden, om i, 3 en 5 uur en nog een paar ritten daarna; Zondags reden er meer omnibus sen en was ook het tarief hooger. In Scheveningen werd gestopt vóór het Hotel Maas (nu Zeerust) en aan het Badhuis. Na de voltooiing van het kanaal kwam er concurrentie, en wel te water. Van den Dierentuin af voer in 1859 een trekschuit onder den mooien naam van „gondel”, en wel de „Burgemeester Copes van Cattenburch”. Het nam zoo op, dat in November 1869 de concessionarissen, ondanks de grootere concurrentie der tram, pogingen deden geld voor een derden gondel bijeen te krijgenhij zou den naam krijgen van „H. M. Koningin der Neder landen”. In 1880 was er nog een in de vaart. Reeds vóór dien tijd, en wel in 1858, trachtte de H. S. M. concessie te verkrijgen, om onze eerste Holland- sche badplaats met het spoorwegnet te verbinden; de spoorweg zou loopen langs het station Hollandsche spoor en Leiden tot Woerden en met smal spoor (d.w.z. 1.435 M.) worden aangelegd. Er kwam van het plan niets, evenmin als van dat van Crans in 1882. Alhoewel Soetens zelf geen concessie kreeg, kan zijn plan niet tot de niet-uitgevoerde worden gerekend; de „Dutch Tramway Co.” nam toch vrijwel zijn gedachten

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 351