334 S. van den Berg. HET GENOOTSCHAP „OEFENING KWEEKT KENNIS”. lijke ontvangst aan ommekeer tot stand. In de plaats van den Tiers-état van Frankrijks omwenteling in 1789 was het nu de bourgeoisie en de leus, welke zij tot heerschappij bracht, was die der Waarheid in den Staat, in het Staatsbestuur allerwege, ook in de kunst, en zoo ontstond in de letterkunde de romantische periode, die de plaats innam van het ge kunstelde, het deftige, het pruikerige, dat was vooraf gegaan. La vérité dans l’art de behoefte om vrij te spreken, te dichten, te schrijven die leuze bezielde ook de stichters van ons Genootschap en door hen werd een breede schare letterkundigen gewekt, die naar de pen grepen of het spreekgestoelte beklommen” Er was intusschen in die dagen meer noodig dan de Haagsche werkende leden konden geven om het Genoot schap tot een hoogeren trap van bloei te brengen en dezen te bestendigen. Het bestuur noodigde daarom onze beste dichters en prozaschrijvers van elders uit om eene spreekbeurt te vervullen. Een onderscheiding werd het des tijds geacht in „Oefening” op te treden, maar weerkeerig achtte het Genootschap zich vereerd door de overkomst van mannen als Tollens, A. des Amorie van der Hoeven, Beets, Winkler Prins, Beeloo, Bennink Janssonius, Bo- gaers, Ter Haar, De Buil, Hofdijk, Hasebroek en anderen. Van hono rarium der sprekers was de eerste jaren geen sprake. In een feeste- het zoogenaamde Servetje bestond de vergoeding. En niet alleen letterkundigen, maar ook schilders als Simon van den Berg en Johannes Bosboom,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 373