345 HET GENOOTSCHAP „OEFENING KWEEKT KENNIS”. Is de muziek niet een alvermogende macht geworden, die op middag- en avonduitvoering duizenden heenlokt naar Diligentia of Diergaarde, naar Schouwburg of het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, naar laatst genoemde zaal zeker ’t meest, omdat de gehoorleiding, of indien dit duidelijker is de akoustiek, aldaar bijna aan de volmaaktheid grenst! Genoeg om met de noodige' zelfcritiek de waarheid onder de oogen te zien, dat wij wakker en waakzaam moeten blijven, ter voorkoming dat Oefening leden verliest ten gevolge van minder gelukkige voordracht, alsof er in ’t geheel geen eischen van wèl te spreken bestonden Meer dan eens moest ons bestuur er zelf de droevige getuige van zijn, hoe een spreker met zijne woorden deed wat de gulzige hond toepast op een hem toegeworpen spijs: zij verdwijnt zonder dat men er iets van bemerkt Een ander maal gold het een onderwerp, dat de aandacht niet levendig kon houden om dan nog te worden gerekt tot na de pauze. Nu zal ik niet beweren, dat het juist de beleefdste manier van een gehoor is om dan maar in de oogenblikken van verpoozing met den stillen trom te vertrekken en het aantal ledige plaatsen te vermeerderen; maar men wachte zich dit verschijnsel alléén in de laatste jaren te zoeken. Of is het vroeger niet voorge komen dat, toen Beets eens las over Ossian of Mac Pherson, onze Haagsche of liever Nederlandsche roman- schijfster mevrouw Bosboom Toussaint in de pauze vertrok, zeggende dat dit geen onderwerp voor „Oefening” was, om er op te laten volgen: „Ik hoop dat Beets zal zien dat ik ben weggegaan, want ik zat op de eerste rij”. Zoo kan zelfs de zachtmoedigste onder het zwakkere geslacht wel eens lijden aan een scherpe tong. Wat de belangstelling onzer leden in de algemeene vergaderingen betreft deze is tot het vriespunt ge-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 384