346
C. G. WlTHUYS.
HET GENOOTSCHAP „OEFENING KWEEKT KENNIS*’.
daald. Vroeger heb ik wel eens één, twee of drie heeren
geteld, maar op de laatst gehouden bijeenkomst namen
op verzoek een paar bestuursleden plaats op de eerste rij
in de vergaderzaal, opdat voor ’t minst de voorzitter met
zijn welkomstgroet en de secretaris
met zijne notulen in plaats van tot
een heirleger van stomme stoelen
tot een tweetal levende schepselen
het woord zouden kunnen richten.
Slechts éénmaal in deze 25 jaren
heeft het hier storm geloopen, met
dit gevolg dat het bestuur achter
dochtig werd of er ook iets broeide.
En zoo was het. Door overmacht
van stemmen zou men pogen nieuwe
jongere krachten aan het hoofd te
krijgen Oefening” moest worden
hervormd, en toen nu werd aan
genomen dat de plannen tot refor
matie in een bepaald voorstel zouden worden geformuleerd,
had men zich daartoe niet in staat gezien.
Aangaande het servetje zou ik nog willen herinneren
dat men het wel den zondenbok van Oefening zou mogen
noemen. Wat al verwijten, die het in den loop der jaren
hebben moeten treffen, voor een deel naar mijn over
tuiging voortgekomen uit jaloezie. Het moest worden
afgeschaft zei de een; het moest vereenvoudigd
worden eischte de ander. Werkelijk had het laatste
alleen zin, toen aan de sprekers een honorarium werd
toegekend. Intusschen zijn wij nu zoo ver gekomen, dat
de onkosten bijna geheel door de bestuurs- en de wer
kende leden zelven worden gedragen, buiten bezwaar
dus van de schatkist. Het was Gerard Keiler die in ’78
onder den pseudoniem Conviva de voornaamste deel-